Ultieme droom?

Zo gesteld lijkt dit een ultieme droom die waargemaakt wordt. Zonder hier nu over uit te weiden, is de realiteit toch enigszins anders. Voor een wezenlijk deel van de personen met een beperking is deze regie zonder twijfel een grote stap vooruit. Voor een ander belangrijk deel is de geïndividualiseerde financiering waarbij flexibiliteit en solidariteit van de zorg zwaar inboet, een zekere stap achteruit. De Vlaamse regering en het VAPH (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap) besloten deze financieringsvorm ook voor minderjarigen met een beperking in te voeren.


Bezorgdheden

Er wordt reeds van begin 2017 door allerhande werkgroepen nagedacht hoe een persoonsvolgende financiering bij minderjarigen er kan uitzien. Het bleek een uiterst moeilijke oefening waarbij maar heel beperkt vooruitgang gemaakt wordt en er nog steeds geen licht aan het einde van de tunnel te zien is.


Iedereen die hierbij betrokken is lijkt ervan overtuigd te zijn dat voor een groot deel van de door VAPH erkende jongeren een wijziging in de financieringswijze zinvol is. De vele (negatieve) ervaringen vanuit de uitrol van de PVF bij volwassenen leiden er echter toe dat er heel wat bezorgdheden zijn. Bovendien zijn de (wijzigende) ondersteuningsnoden bij minderjarigen nog een stuk complexer dan bij volwassenen. Er is (politieke) druk om de PVF minderjarigen te laten starten, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat dit in 2020 of 2021 haalbaar is.


Snelle evoluties

Het uitgangspunt bij PVF is dat ‘de cliënt’ meer inspraak krijgt in de besteding van zijn budget.
Dit lijkt heel eenvoudig en iets waar je moeilijk tegen kan zijn. Maar…het blijkt heel moeilijk (onmogelijk?) te zijn om een instrument te bouwen dat rekening houdt met de ondersteuningsnood van kinderen en jongeren die dikwijls snel in de tijd evolueert. In sommige periodes volstaat thuisbegeleiding, een tijd later is dan bijvoorbeeld vooral vakantieopvang belangrijk en in andere periodes blijkt residentiële ondersteuning nodig. Het budget dat bij PVF toegekend wordt is in principe vrij vast terwijl dit tegemoet zou moeten kunnen komen aan de grote fluctuatie in ondersteuningsnood.

De nood aan ondersteuning wordt ook heel sterk bepaald door de draagkracht van het gezin en ook deze draagkracht blijkt dikwijls nogal eens te variëren in de tijd. Het PVF-instrument zou deze draagkracht dan ook moeten kunnen meten. Maar de draagkracht van ouders screenen is maatschappelijk niet evident.



Budgetbeheer

Wie mag het toegekende budget beheren? Het kind, de jongere of de ouders? ‘De ouders’ zou je kunnen denken. We zien helaas dat er regelmatig gezinnen zijn waar de ouders net zelf niet een stabiele factor in het leven van het kind zijn. Mogen zij dan dit budget beheren? In deze situaties wordt er op vandaag in de jeugdhulp dikwijls ingezet op het begeleiden en sterker maken van de ouders, soms ook als zij dit zelf niet echt nodig vinden. Dit spoort niet steeds met het volledig geven van de regie aan de ouders.



Bijzondere Jeugdzorg

Sommige doelgroepen binnen het VAPH leunen veel sterker aan bij de doelgroep van de Bijzondere Jeugdzorg. Daar kiest men overtuigd niet voor PVF. Is het dan logisch om dit binnen VAPH voor deze subdoelgroep wel te doen? Voor deze gelijklopende doelgroep in Vlaanderen 2 systemen hebben, dat lijkt absurd en ver weg van 1 Jeugdhulpbeleid, iets waar Vlaanderen toch naar streeft? 



Wachtlijsten

We zien bij de volwassenen dat PVF niet bijgedragen heeft tot een verkorting van de wachtlijsten. Integendeel worden de wachtlijsten veel diffuser en minder transparant. Ook bij de minderjarigen zijn de wachtlijsten en –tijden enorm. Is het maatschappelijk verantwoord om zoveel tijd te steken in een nieuw financieringssysteem dat de wachtenden en hun noden een stuk onzichtbaar maakt, terwijl de echte uitdagingen in de Jeugdhulp elders liggen?

Bert Vanacker MFC De Hagewinde / Directeur