Het slachtoffer in beeld

Onderzoek naar daders nam lang de bovenhand. Pas sinds de jaren zeventig komen slachtoffers in beeld. Met o.a. grootschalige, internationale enquêtes die een deel van hun ambities – de dark numbers naar boven halen – niet konden waarmaken maar wel een rijke informatiebron over slachtoffers blootleggen. Ook over minderjarigen. Zoals recente studies in Vlaanderen: de JOP-schoolmonitor en ‘Geweld, gemeten en geteld’ van het Kinderrechtencommissariaat.

Wat daarin opvalt? Anders dan het clichébeeld van de roekeloze jongere die gevaarlijke plekken en risicovolle routineactiviteiten opzoekt en daar slachtoffer wordt, blijken de meeste misdaden voor te komen op school en in familie. Nét die plekken waar veiligheid eigenlijk een garantie zou moeten zijn. De auteurs juichen de groeiende aandacht voor jonge slachtoffers en kindvriendelijke justitie toe maar vragen meteen ook extra onderzoek naar onderbelichte aspecten zoals intra-familiaal geweld, vormen van agressie op school en de invulling van slachtofferzorg.

Onderzoek naar daders nam lang de bovenhand. Pas sinds de jaren zeventig komen slachtoffers in beeld.

De rechtspositie

In de volgende hoofdstukken laten Marie Kerkhofs en Lynn Meeuwissen hun licht schijnen op de rechtspositie van minderjarige slachtoffers in het strafrecht en in het Vlaamse en Brusselse delinquentierecht. Welke rol krijgt een jong slachtoffer in de rechtsprocedure, welke rechten krijgt hij/zij tegenover de dader? Daarbij leggen de auteurs hun vinger op een reeks onduidelijkheden of inconsequenties. Die aanpak vraagt precisie, verwijzingen naar wetteksten en juridisch jargon. Het doel is immers niet om de leek of geïnteresseerde burger meer inzicht te bieden in de positie van minderjarige slachtoffers maar wel om experten die aan de knoppen zitten in gang te krijgen zodat ze aanpassingen overwegen of maken. Of anders gezegd: zoals de Witte Mars uitmondde in de Wet Franchimont (met meer aandacht voor de positie van slachtoffers: zoals het recht op informatie, al moeten ze die vaak actief opvragen), zo hoopt het boek de rechtspraak opnieuw een beetje in beweging te zetten, ditmaal in het voordeel van jonge slachtoffers.

De auteurs slagen er inderdaad in om verbeterpunten en inconsequenties aan te brengen. Er bestaat weinig regelgeving voor minderjarige slachtoffers. Dus gelden de algemene regels voor slachtoffers ook voor hen. Maar minderjarigen zijn proces - en handelingsonbekwaam. Ze kunnen zich niet zelfstandig burgerlijke partij stellen en zijn daarvoor afhankelijk van hun ouders of voogd. In de praktijk worden steeds meer uitzonderingen toegestaan op die vertegenwoordigingsregels. Willen we dat in de toekomst verder versoepelen? Of nog: het gerecht verwacht een actieve en participatieve houding van slachtoffers tijdens de strafprocedure en - uitvoering (bv. het recht op inzage van het dossier). Geldt dat in dezelfde mate voor jonge slachtoffers? En vinden we daarbij het delicate evenwicht tussen hun recht om te participeren en om beschermd te worden als kwetsbare jongere?  

Het gerecht verwacht een actieve en participatieve houding van slachtoffers tijdens de strafprocedure en - uitvoering. Geldt dat in dezelfde mate voor jonge slachtoffers?

Delinquentierecht

Deel vier gaat dieper in op het delinquentierecht. Hier speelt nog altijd een grote beschermingsgedachte naar minderjarige daders. Maar dat brengt slachtoffers soms in precaire posities. Een paar illustraties: wanneer een geplaatste dader de gesloten instelling verlaat, worden slachtoffers niet op de hoogte gebracht. Gevolg: een mogelijke confrontatie kan de grond onder hun voeten wegnemen. En meerdere daders van hetzelfde delict verschijnen soms in verschillende (jeugd)rechtbanken, waardoor het slachtoffer meermaals zijn eis tot schadevergoeding moet indienen.

Een slachtoffer wordt bovendien niet betrokken in de beslissingen van het Openbaar Ministerie. Het kan geen bemiddeling opstarten (dat kan wel bij meerderjarige daders én door de minderjarige dader zelf), noch een strafprocedure op gang trekken. Zo blijft een slachtoffer machteloos en afhankelijk van het Openbaar Ministerie, maar een minderjarige ook nog eens van zijn ouders. Schrijnend voorbeeld: als ouders ‘stilzitten’, geen actie ondernemen bij een bemiddelingsvoorstel, wordt dat niet gezien als een tegenstelling in belangen én volstaat dat niet om een andere voogd aan te stellen. Tot slot krijgt het minderjarige slachtoffer tijdens de voorbereidende rechtsfase geen informatie over het dossier. In latere fase moet het actie ondernemen om het vonnis in te kijken of een afschrift te vragen, tegen betaling van kosten. Terwijl dat voor jonge daders en hun ouders, plus raadsman gratis is. Zo blijft het minderjarige slachtoffer vandaag nog altijd de zwakste partij in jeugdzaken.  

De rechten van de minderjarige

In deel 5 wordt de positie van het slachtoffer in de straf - en de jeugdrechtprocedure getoetst aan de rechten van de minderjarige op internationaal en Europees niveau. Daarbij wordt rekening gehouden met

  • Het feit dat de minderjarige nog altijd als handelingsonbekwaam wordt beschouwd en zich niet als burgerlijke partij kan stellen om een procedure in gang te zetten. Dat betekent dus dat hij vertegenwoordigd moet worden.
  • Het feit dat het slachtoffer zelf actie moet ondernemen om bepaalde rechten te krijgen.

Die twee bevindingen staan dus haaks tegenover elkaar. Momenteel zitten we in een overgangsfase van het kind als rechtsobject naar het kind als rechtssubject. De conclusie uit dit deel is dat de rechtspositie van het minderjarige slachtoffer in een strafprocedure niet duidelijk omschreven is in de Belgische wetgeving. Toch is het duidelijk dat kinderen ondersteund moeten worden in hun rechten zodat deze uitgevoerd kunnen worden.

De staat moet de bepalingen van het IVRK omzetten. Het gaat over de drie p’s: protection (beschermingsrechten), participation (recht op deelnemen aan activiteiten die hem aanbelangen zoals een strafprocedure als minderjarig slachtoffer) en provision (rechten op toegang tot diensten en voorzieningen zoals recht op duidelijke informatie). Daarnaast staan in het IVRK ook zelfbeschikkingsrechten: kinderen hebben recht op eigen keuzes zoals recht op vrije meningsuiting en recht om gehoord te worden in procedures die hen aanbelangen. Specifiek over het recht op informatie: kinderen hebben recht op duidelijk en begrijpelijke informatie. In de Belgische strafwetgeving is er een plicht om het slachtoffer te informeren.

Toch is er in de wetgeving geen regel over de aanpassing van informatie aan de maturiteit en ontwikkeling van de minderjarige. Er is geen duidelijk evenwicht in de Belgische strafwetgeving tussen de bescherming van de minderjarige binnen de procedure en het recht om deel te nemen en gehoord te worden binnen diezelfde procedure.  

Momenteel zitten we in een overgangsfase van het kind als rechtsobject naar het kind als rechtssubject.

Het audiovisuele verhoor

In deel 6 wordt het audiovisuele verhoor onder de loep genomen. Het audiovisuele verhoor wordt gebruikt bij verhoring van een minderjarig slachtoffer of getuige, dit in zeer specifieke feitensituaties (merendeels zedenfeiten). Dit is een techniek die wordt ingezet ter maximale bescherming van de minderjarige. Er is niet langer een rechtstreekse confrontatie nodig tussen de verdachte/dader en het slachtoffer of getuige op de rechtszitting. Een confrontatie kan namelijk zeer traumatiserend zijn en een secundaire victimisatie veroorzaken.

Belangrijk hierbij is dat de minderjarige steeds recht heeft op bijstand van een vertrouwenspersoon, zolang deze onpartijdig aanwezig is en zelf geen vragen stelt of verklaringen van de minderjarige aanvult. Hij/zij is enkel aanwezig als steunfiguur voor de minderjarige. De minderjarige vanaf 12 jaar dient altijd expliciete toestemming te geven voor het audiovisuele verhoor, alsook mag deze steeds vragen om het verhoor stop te zetten. Minderjarigen jonger dan 12 jaar dienen geen expliciete toestemming te geven, maar dienen wel ingelicht te worden over de procedure bij aanvang.

Het boek beschrijft een duidelijk overzicht van het verloop van het audiovisuele verhoor (introductie, vrij verhaal, vraagstelling en afronding). Het vrije verhaal is de meest informatieve fase waaruit de meest bruikbare info kan gehaald worden, zonder suggestie of invloed van de ondervrager. Het audiovisuele verhoor dient maximaal ter vervanging van bijwonen van de rechtszitting. Enkel in het geval van twijfel bij de verklaringen kan de minderjarige nog aanwezig geacht worden in de rechtzetting. Ook hier wordt ingezet op maximale bescherming van de minderjarige door gebruik te maken van videoconferentie. De vraag moet gesteld worden of deze manier van verhoren niet dient te worden uitgebreid naar een bredere feiteninhoud, alsook naar de verdachte.

Recht op bijstand

In deel 7 wordt onderzocht of het minderjarige slachtoffer recht heeft op bijstand en toewijzing van een advocaat. Er is nog steeds geen wettelijk kader voorhanden dat bepaalt dat een gespecialiseerde jeugdadvocaat moet optreden als advocaat voor minderjarigen. Echter vraagt de kwetsbaarheid van deze doelgroep om een aanpak met specialisatie in jeugdrechtmaterie enerzijds en ervaring in omgang met de kwetsbare doelgroep anderzijds. Hiervan een verplichting maken bij het aanstellen van een advocaat is een must voor de toekomst. Anders dan bij meerderjarige slachtoffers, moeten minderjarigen zelf initiatief nemen om hen te laten bijstaan door een advocaat, die ze ook zelf moeten aanstellen en bekostigen. Een advocaat is niet vanzelfsprekend aanwezig bij een (audiovisueel) verhoor bij minderjarigen. Wel kunnen deze ervoor kiezen zich te laten bijstaan door een vertrouwenspersoon. Dit kan de advocaat zijn, maar hangt af van de goodwill van elke politiezone.

Het recht op bijstand van een advocaat wordt in de wetgeving nog steeds enkel toegewezen aan minderjarige verdachten of delict plegers en is dus enkel een recht voor jeugddelinquenten, niet voor slachtoffers of getuigen die minderjarig zijn. Voor slachtoffers kan dit enkel in de fase ten gronde, wat dus pas is wanneer de zaak wordt overgemaakt aan de jeugdrechtbank. Enkel herstelrechtelijk aanbod op OM-niveau schrijft het recht op ondersteuning door advocaat voor aan slachtoffers.

Op jeugdrechtbankniveau ontbreekt dit. Ook de leeftijd van het slachtoffer tijdens de feiten/tijdens het proces is een moeilijk punt. Dit maakt nu nog steeds een onderscheid in al dan niet recht hebben op (kosteloze) bijstand en toewijzing door en voor een advocaat. Idealiter zou men hier de lijn doortrekken van minderjarige daders: leeftijd op het moment van de feiten wordt doorgetrokken doorheen het hele proces. Ook het feit dat minderjarigen zich geen burgerlijke partij kunnen stellen, maar enkel ouders of voogden dit kunnen doen, zorgt voor een lastige kwestie omtrent belangenvermenging. Er blijft steeds een spanningsveld bestaan tussen de aanstelling en financiering van een advocaat door de ouders enerzijds en de vrije keuze en verdediging van de belangen van de minderjarige anderzijds.

Er is nog steeds geen wettelijk kader voor handen dat bepaalt dat een gespecialiseerde jeugdadvocaat moet optreden als advocaat voor minderjarigen.

Het herstelrecht

Deel 8 handelt over het herstelrecht, meer specifiek voor minderjarige slachtoffers. Ibe Coeck van KULeuven neemt deze relatief nieuwe trend in het jeugdrecht onder de loep. De eigenlijke deelname aan het proces draagt bij tot het herstel en het gevoel van erkenning. Minderjarige slachtoffers kunnen op die manier hun gevoel van sociale controle terugwinnen. Ze willen gedetailleerde informatie over zowel de behandeling van de zaak alsook de uitkomst. Ze zoeken naar begrip van de gebeurtenissen en antwoorden op vragen, zodat ze zichzelf kunnen overtuigen dat het niet nog eens zal gebeuren. Het uitdrukken van emoties draagt bij tot verwerking. Emotioneel herstel en welgemeende excuses zijn voor slachtoffers belangrijker dan materiële of financiële genoegdoening. Op deze noden en belangen is het strafsysteem niet afgestemd.

We moeten meer inzetten op de verhoogde secundaire victimisatie van minderjarigen, waardoor een herstelgerichte aanpak zich opdringt. Herstelrecht maakt mogelijk dat delicten niet langer worden gezien als daden tegen de staat, maar als daden tegen de gemeenschap of slachtoffer. Het is gericht op re-integratie en herstel. De nadruk ligt op positieve en actieve participatie door de dader. De meta-analyse in het boek toont de effecten aan van herstelrecht, die globaal gezien positief zijn. Enkele bedenkingen worden meegegeven. De ambitie van de slachtofferbeweging, aandacht voor elk type slachtoffer, verdient in de praktijk nog meer aandacht. Het doel zal worden om de herstelrechtelijke praktijken minder dadergericht te maken (responsabilisering van de dader), maar dus ook aan de kant van het slachtoffer mogelijkheden te creëren.

Strafrechtelijke bescherming

Het laatste deel van het boek gaat het over de strafrechtelijke bescherming van het minderjarige slachtoffer, aangehaald door Gaëlle Marlier. Er wordt extra bescherming van de minderjarige voorzien door in het strafwetboek op verschillende plaatsen het woord “minderjarige” toe te voegen. Soms vormt het minderjarige gegeven een constitutief bestanddeel, anderzijds een verzwarend bestanddeel. Er wordt maximaal ingezet in de strafwet om de kwetsbare positie van de minderjarige mee in kaart te brengen, door bijvoorbeeld nieuwe misdrijven in te voeren rond cybercriminaliteit, alsook grooming en cyberkinderlokkerij, iets wat zich vooral voordoet bij jongeren.

Strafverzwaringen en bijzondere strafbaarstellingen worden opgelegd wanneer het om minderjarigen gaat, door hun kwetsbaarheid. Echter wordt de minderjarige kwetsbare positie niet steeds als strafverzwarende omstandigheid voorzien (bijvoorbeeld misdrijven van feitelijkheden en doodslag). Er is dus geen sprake van consequente, duidelijke rechtelijke bescherming (de ouderlijke tik is een voorbeeld dat voor veel onduidelijkheid en spreidstand zorgt).

Het boek is een must-read voor iedereen die met minderjarige slachtoffers en daders in aanraking komt!

Het minderjarige slachtoffer

Ibe Coeck, Philip Daeninck, Emma Hadermann, Marie Kerkhofs, Jantien Leenknecht, Gaëlle Marlier, Lynn Meeuwissen, Stefaan Pleysier, Johan Put
Meer info

Mariken Boussemaere I vzw Parcours
Shauni Wauters I vzw Parcours