Tedere ode aan Sandor Ferenczi

Ook in de psychoanalyse speelt trauma een alsmaar belangrijkere rol en in de laatste twintig jaar zag men dan ook een explosieve toename van publicaties over het onderwerp. Toch biedt ‘Het kinderlijk trauma. Verloren tussen tederheid en passie‘ een welkome en interessante bijdrage aan deze literatuur. Geschreven door bekende vertegenwoordigers uit de Vlaamse en Nederlandse psychoanalyse werpt het een nieuw licht op kinderlijk trauma waarbij het werk van de Hongaarse psychoanalyticus Sandor Ferenczi als leidraad wordt genomen om tal van thema’s uit te lichten. Ik pik er enkele uit.

Lange tijd werd in de psychoanalyse het fantasmatisch (her)beleven van trauma centraal gesteld onder directe invloed van het werk van Freud. Nochtans was Sandor Ferenczi, een van Freuds leerlingen, al tegen zijn leermeester ingegaan. Ferenczi brak een lans voor het externe trauma en het cruciale belang van de omgeving en ging op die manier in tegen de te eenzijdige intrapsychische visie op trauma. Ferenczi plaatste trauma op het kruispunt tussen externe en psychische werkelijkheid. Zo spreekt zijn cruciaal artikel ‘The confusion of the tongues’ over het traumatiserende effect van verschillen in taal tussen kind en volwassene: de volwassen (seksueel geladen) passie kan overspoelend zijn voor het kind dat deze passie nog niet kan plaatsen, een idee dat Laplanche verder zal uitwerken.

Het externe trauma bij een kind is een overweldigende ervaring, een vloedgolf aan realiteit die de nog immature dijk overspoelt. Een begripvolle reactie van de omgeving blijft wel eens uit – denken we aan een kind dat eerst seksueel misbruikt en vervolgens niet geloofd wordt. Op die manier ontstaat er een dubbel trauma dat een destructief intrapsychisch proces in gang zet.

Een van de belangrijkste effecten is een innerlijke splijting: een fragmentering in een hulpeloos en getraumatiseerd deel en daarnaast een wijs en zorgend deel. Het wijze deel is therapeutisch vaardig en neemt de zorg op voor het hulpeloze deel; het is zelf echter gevoelloos, een idee dat aan de basis ligt van het false self concept van Winnicott.

De splijting en complexiteit van trauma zorgen ervoor dat hulpverleners heftige overdrachtsgevoelens kunnen ervaren, en al even heftige tegenoverdrachtsgevoelens bij zichzelf. De klassieke, abstinente houding van de psychoanalyticus kan het trauma ongewild herhalen: koude, onbereikbare en dus onvoorspelbare therapeuten kunnen herbelevingen uitlokken.

Ferenczi had zelf te maken gekregen met een verstotende omgeving en herhaling van trauma. Dat zijn ideeën afweken van Freud werd hem niet in dank afgenomen en zo verloor hij, na op jonge leeftijd zijn vader te zijn verloren, een tweede vader in de figuur van Freud. Ferenczi, die complexere casussen behandelde dan Freud, pleitte dan ook voor een warme en empathische houding die nodig is bij traumapatiënten en zo voor een meer elastische (interactieve) visie op psychoanalytisch werken (ook al ging hij daarin ook wel eens te ver).

Pas de laatste jaren wordt zijn bijdrage aan het psychoanalytisch denken over trauma geherwaardeerd. Het boek ‘Het kinderlijk trauma’ integreert op knappe wijze de verschillende bijdragen van Ferenczi aan de psychoanalyse. De auteurs schetsen een heldere, genuanceerde benadering van het kinderlijk trauma. Er worden verbanden gelegd met hedendaagse maatschappelijke ontwikkelingen, met de klinische praktijk en zelfs met kunst – via de werken van Dominique Colpé.

Omdat het zo toegankelijk is (niet alleen helder geschreven, maar ook uniform in zijn veelstemmigheid – er zijn meer dan twintig auteurs aan het woord),  en omdat de invalshoek van Ferenczi cruciaal is in een warme, meer afgestemde, helende hupverlening, kan ik het boek aanraden aan alle hulpverleners en slachtoffers die willen bijleren over trauma en in brede zin: wat zijn de psychische gevolgen, hoe speelt de omgeving een rol en hoe kan een therapeutisch klimaat juist afgestemd worden om deze complexe problematiek te behandelen.

Het kinderlijk trauma: verloren tussen tederheid en passie

Christine Franckx en Marc Hebbrecht
Gompel&Svacina uitgevers (Antwerpen – ’s Hertogenbosch)
Meer info

Joachim Coosemans (1993) is werkzaam bij VRINT, het vroege interventieteam voor psychosegevoeligheid van het UPC KU Leuven. Daarnaast werkt hij als zelfstandig klinisch psycholoog. Hij volgt het postgraduaat tot psychoanalytische therapie.