Tabula rasa

Leen: Er werd bij het begin van deze taak vertrokken van een leeg blad, tabula rasa. In groep werd nagedacht over effect en mogelijke overeenkomsten met betrekking tot het beoogde effect van onze hulpverlening. We woonden verschillende studiedagen bij ter inspiratie en bespraken onderling wat we van de opgedane insteken vonden. We dachten ook na over wat het beoogde effect voor ons zeker niet is of mag zijn. Er was snel overeenkomst dat effect en financiering voor ons los van mekaar moeten kunnen fungeren. Daarnaast hechten we belang aan zowel tellen als vertellen. Die gedeelde visie was het vertrekpunt waar we ons met al de 5 diensten voor pleegzorg wel in konden vinden.

Er was snel overeenkomst dat effect en financiering voor ons los van mekaar moeten kunnen fungeren. Daarnaast hechten we belang aan zowel tellen als vertellen.

Visie op effect

Leen: Nadat we één visie vanuit de 5 diensten hadden opgesteld zijn we intern verder aan de slag gegaan. Bij deze zoektocht vonden we het belangrijk om het thema ‘effect’ zo concreet mogelijk te maken. We hebben in groep een aantal centrale items binnen onze hulpverleningsvorm gekozen (werving, selectie, intake, begeleiding) en zijn vervolgens gaan nadenken wat we bij die items belangrijk vonden. Vertrekpunt daarbij was ‘wanneer heb je het gevoel dat je goed bezig bent in je job, wat doe je dan precies en waaraan zie je dan dat je goed bezig bent’. De volgende stap is hoe kan je effectief gaan aantonen of meten dat je goed bezig bent en wat registreer je al? Een extra vraag is wat is hierbij de norm waaraan je wil voldoen. Waar teams op deze oefening vastliepen sloot ik mee aan. Zo zijn we tot 9 indicatoren gekomen waarvan begeleiders menen ‘als we dit doen, dan zien we positieve effecten’.

Figuur 1: voorbeeld indicatoren

Die 9 indicatoren registreerden we eigenlijk al, zo bleek. Dit jaar konden we dus reeds een evaluatie doen van de eerste cijfers. Er zijn heel wat gesprekken binnen de organisatie en binnen teams ontstaan hierdoor en er is evolutie in de opmaak en aanpassing van de opgestelde indicatoren. We nemen dit verhaal ook mee als onderdeel van onze zelfevaluatie in functie van het beleidsplan. De nadruk ligt voor ons op betrokkenheid, vertrekken vanuit onze visie en het nemen van kleine stapjes. Bij de evaluatie van indicatoren is het ook goed om af en toe je indicator eens kritisch te bekijken. Vinden we dat we eruit halen wat we bedoelen? Is er een aanpassing nodig? Is de indicator overbodig? Vinden we iets anders belangrijker? Een weloverwogen keuze maken is belangrijk om niet nodeloos zaken te meten of te bevragen.

Tellen en vertellen

Cijfers op zich zullen binnen jeugdhulp nooit het ganse plaatje kunnen vatten. Cijfers kunnen wel een hulpmiddel zijn om het verhaal te starten.

Leen: Cijfers op zich zullen binnen jeugdhulp nooit het ganse plaatje kunnen vatten. Cijfers kunnen wel een hulpmiddel zijn om het verhaal te starten. Er is een zekere complexiteit in jeugdhulp aanwezig waardoor 1+1 niet zomaar 2 is. Het registratieprogramma binc biedt onze diensten wel enkele interessante cijfers waarmee een verhaal kan verteld worden.

Een tip voor andere organisaties is om in kleine stapjes te durven denken. Denk na wat je doel is binnen elk stuk van je hulpverlening en ga vandaaruit op zoek naar je indicatoren. Het is oké om vragen te hebben en om de tijd te nemen om die vragen stap voor stap te beantwoorden. Het is eveneens oké dat de oefening niet binnen iedere dienst even snel opschiet, soms duurt het wat langer en dat mag.

Bottom up

Leen: Uit de verschillen in tempo die er tussen diensten bestaan komen vaak interessante gesprekken naar boven die de puzzel helpen leggen. Iedereen wordt in gesprek bijna spontaan gedwongen om na te denken wat je er nu eigenlijk zelf van vindt. Dat is een gedachte waar je tijdens de uitvoering van je job doorgaans niet de tijd voor hebt of op zal kunnen blijven hangen maar die eigenlijk wel essentieel is om vooruit te gaan.  

Binnen onze dienst merkte ik dat sommige teams het denkproces grotendeels zelfstandig konden doorlopen, andere teams hadden meer steun nodig. Waar nodig of gewenst sloot ik aan bij de denkprocessen. Ik vond dit zelf ook steeds een interessante ervaring omdat je van heel dichtbij het onderwerp ziet groeien en evolueren bij de gesprekspartners. Ik vind het zelf belangrijk dat de visie vanuit de basis, bottom up, kan opborrelen. Je kan vanalles van bovenaf verzinnen maar dat zal niet werken als het op de werkvloer niet zo wordt ervaren.

Draagvlak

Leen: Het is belangrijk om van bovenaf voldoende ruimte te maken om de denkoefeningen binnen de diensten te kunnen laten plaatsvinden. Daarnaast helpt het ook wanneer je zelf enthousiast bent om dat enthousiasme over te zetten en met het thema aan de slag te kunnen gaan.  Doordat wij reeds sinds 2018 bezig zijn met het thema hebben we ondertussen een draagvlak om met het thema aan de slag te gaan. Ook het gebruik van indicatoren is voor ons niet meer vreemd. Een indicator moet aanzetten tot een actie, je moet het kunnen gebruiken als een tool om te leren en om als een lerende organisatie te kunnen groeien. Om dat goed te kunnen doen moet een indicator dan ook makkelijk te meten en evalueren zijn. Het is belangrijk om daar voldoende bij stil te staan.

Het is belangrijk om van bovenaf voldoende ruimte te maken om de denkoefeningen binnen de diensten te kunnen laten plaatsvinden.

Inspiratie en vragenlijsten

Leen: Het gedachtengoed van Tom Van Yperen was zeker een bron van inspiratie. Hoe meer je met zijn teksten aan de slag gaat, hoe duidelijker alles wordt. Welke norm stel je als organisatie, hoe ga je in gesprek met andere diensten, is het perspectief van ouder en jongere voldoende vertegenwoordigd, heb je zelf reeds opgestelde vragenlijsten om af te nemen of waarop zijn je vragen gebaseerd? Dat zijn belangrijke aspecten waarmee aan de slag moet gegaan worden.

Wat betreft vragenlijsten is het belangrijk dat je duidelijkheid hebt en biedt over wat je met de output van die vragenlijsten doet. Het zou verloren tijds zijn die vragenlijsten enkel pro forma af te nemen. Wie de tijd neemt deze in te vullen moet hier uiteindelijk ook beter van worden. Zo nemen we een vragenlijst af op het einde van een plaatsing. Een deel van de vragenlijst komt uit onderzoek, een deel is opgesteld samen met jongeren en ouders. Drie maand na het einde van een traject bezorgen we de vragenlijst op papier aan de jongere. Voor mij is het ook altijd spannend wat uit de resultaten zal komen en welke conclusies we zullen kunnen trekken.

We nemen deze vragenlijst pas na het traject af omdat je als pleegzorgdienst bedreigend overkomt wanneer je een vragenlijst afneemt in de loop van het begeleidingsproces, ook dit is dus een weloverwogen keuze.  

Wie meer wil weten over onze visie en de gebruikte/opgestelde vragenlijsten mag contact opnemen via leen.moors@pleegzorglimburg.be

Leen Moors I Pleegzorg Limburg
Benjamien Calsyn I Jo-In