Het initiatief komt van het agentschap Opgroeien. “Het idee leefde al een tijdje en werd geconcretiseerd bij de parlementaire bespreking van het decreet jeugddelinquentierecht. Het (wetenschappelijk) onderbouwd werken is er één van de speerpunten”, duidt Peter Casteur van Opgroeien (foto links), voorzitter van de commissie die de databank begeleidt. “Later is de databank ook uitgebreid naar meer thema’s waar Opgroeien mee bezig is.”

Het grote voordeel, zegt Casteur, is de interactie die ontstaat door beleid, wetenschap en praktijk samen te brengen. “Die dynamische driehoek levert veel op. Discussie, nieuwe inzichten en het elkaar voortdurend inspireren. Het werkveld krijgt via databank ook toegang tot een schat aan informatie en beschreven praktijken die door een commissie zijn gereviewd.”

Kritische vriend

Die commissie is samengesteld uit academici en praktijkwerkers en geeft an sich geen oordeel over de praktijk zelf, wel over hoe die is beschreven en onderbouwd. Wim Sucaet (foto rechts), team- en netwerkcoach voor Samen1Plan Gent-Scheldekracht, zetelt als sinds de opstart, begin 2022, er in. “De commissieleden zijn de kritische vriend van de indieners”, vat hij de rol van de commissie samen. “We kijken vanuit een academische bril naar de praktijk en stellen reflectieve vragen: is dit voldoende theoretisch onderbouwd? Is het wetenschappelijk onderzocht? Zijn er evidenties naar boven gekomen die de praktijk ondersteunen? We gaan ook na of de praktijk goed beschreven is en er aandacht is voor de uitvoerbaarheid.” Het is dus geen groen of rood licht dat de commissie geeft. Geen binair oordeel, wel advies op maat.
“De focus van de commissie ligt voornamelijk op het ondersteunen en stimuleren van praktijken”, zegt Sucaet. “Finaal doel is om de praktijk te optimaliseren, zodanig dat de outcome ook effectiever wordt.”

“Bij dit proces wordt de commissie ondersteund door medewerkers van Opgroeien zelf”, duidt Sucaet verder de werking van de databank. “Op de website van de databank staat een handig grondplan met werkvragen die helpen bij het reflecteren over en het beschrijven van de praktijk. Opgroeien geeft ook feedback op het ingevulde grondplan voor dat het naar de commissie wordt gestuurd.”

Effectief versus kwaliteitsvol

Bij de opstart werd de inspiratie voor een deel gevonden in Nederland, waar onder meer het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) al ruime ervaring had met het opzetten van databanken. Marie-Christine van der Veldt is programmaleider bij het NJi. Ze bevestigt de goede samenwerking en uitwisseling van ideeën. “We leren van elkaar.”

Toch is de Vlaamse databank geen copy-paste van het Nederlandse model, zegt Peter Casteur.  “We leren uit hun ervaringen. We spreken zelf bijvoorbeeld over kwaliteitsvolle praktijken, terwijl in Nederland het begrip effectieve interventies wordt gebruikt. In Vlaanderen is er ook een grotere traditie om practise based te werken en iets minder evidence based. We hebben oog voor die realiteit, het aantal effectiviteitsonderzoeken in Vlaanderen is bijvoorbeeld heel beperkt.”

De naam ‘effectieve jeugdinterventies’ leidt ook in Nederland soms tot verwarring, vult van der Veldt aan. “Het is niet zo dat alle opgenomen praktijken daadwerkelijk bewezen effectief zijn. We hanteren een effectiviteitsladder. Het eerste niveau is dat van goed onderbouwd: doelgroep, doelen, aanpak, benodigde deskundigheid, kwaliteitsbewaking, randvoorwaarden en kosten zijn beschreven. Daarnaast moet aannemelijk zijn gemaakt dat met de aanpak de doelen daadwerkelijk bereikt kunnen worden voor de doelgroep. Volgende trede is het niveau van effectief en daar zijn ook verschillende gradaties in, met eerste, goede en sterke aanwijzingen.”

Van der Veldt: “Van de 216 interventies in de databank zijn er op dit moment 146 die erkend zijn op het niveau van goed onderbouwd. Dat geeft al aan dat het niet voor iedereen haalbaar is om het niveau van effectief te halen. Er zijn ook maar acht praktijken die op het allerhoogste niveau zitten. Dus ja, het vraagt wel wat van de ontwikkelaars. Niet alleen om hun praktijk te beschrijven en te onderbouwen, maar ook om dan nog eens onderzoek te (laten) doen om de effectiviteit ervan aan te tonen.”

“Effectiviteit, impact, kwaliteitsvol werken… Die begrippen alleen al zorgen voor interessante discussies en standpunten, ook binnen de commissie”, pikt commissielid Wim Sucaet in. “Waar we het wel over eens zijn is dat we er voor moeten zorgen dat het geen holle begrippen blijven. We gebruiken geen vaste criteria die gebeiteld staan in steen, voor ons is die interactie met de praktijk wel cruciaal. De dialoog maakt het tot levende materie.”

Kritischer blik naar outcome

Zowel Nederland als Vlaanderen koppelen een positieve review op de databank expliciet los van (extra) subsidiëring en/of erkenning. “Het is een fundamentele keuze om dat niet te doen”, zegt Peter Casteur. “Op dit moment zou dit ook niet realistisch zijn, gezien de beperkte schaal van praktijken die zijn aangemeld. De winst zit er natuurlijk wel in dat een organisatie of een praktijk een mooie erkenning krijgt van experts.”

Geen directe financiële win, maar indirect is die er misschien wel op langere termijn. Wim Sucaet: “Je merkt in het publieke debat dat er kritischer wordt gekeken naar de outcome van projecten en organisaties die subsidies krijgen om een bepaalde opdracht uit te voeren. Het is dan een meerwaarde om te kunnen zeggen: onze praktijk heeft een bepaalde kwaliteitstoets doorgaan of is een goed beschreven praktijk of is wetenschappelijk onderzocht.”

Ook in Nederland leeft het voornemen om verder te investeren in wat bewezen is dat werkt. En te stoppen met praktijken als ze blijken niet te werken. Een eenvoudige oefening is dat evenwel niet. Van der Veldt: “Naar schatting werken organisaties in Nederland met zo’n 2.500 aanpakken, daarvan is ongeveer 10 procent gereviewd in onze databank. Dat betekent dat we van een hele hoop praktijken niet weten of ze wel werken. Maar we kunnen ook niet zeggen dat ze niet werken, want dat is niet onderzocht. In Nederland zijn het de gemeenten die zorg inkopen, we stimuleren hen in ieder geval om minstens in de databank te kijken en erkende interventies in te kopen als dat mogelijk is.” Daarnaast is er het Nederlands plan om extra in te zetten op een onderzoeksagenda. “Hoe meer er onderzocht wordt, hoe meer we weten wat wel of niet werkt.”

Peter Casteur steekt de ambitie om de Vlaamse databank verder te laten groeien niet onder stoelen of banken. “Op dit moment hebben we een 50-tal aanvragen binnengekregen, waarbij er een 15-tal al effectief zijn gereviewd. Dat is een mooie start. We hopen op het zelfde elan door te kunnen gaan de komende maanden en jaren.”

“Naast kwantitatieve streefcijfers is het belangrijk dat we er kwalitatief op vooruit gaan”, vult Wim Sucaet aan. “De databank is een ideaal instrument voor kennisdeling. Van sommige praktijken denk ik: ‘Wauw, het zou toch super zijn mocht dat olievlekgewijs iets meer verspreid geraken in Vlaanderen’. Hoe kan die implementatie gebeuren in andere regio’s of hoe kunnen we praktijkwerkers meer in contact laten komen met praktijk X of Y.”

Tijd en energie

Een punt waar iedereen het over eens is, is dat het wel wat tijd en energie vraagt van praktijken om in te dienen. Uitschrijven, kritische reflectie, oplijsten van theoretische kaders en bronnen… “Klopt”, erkent Wim Sucaet. “Tegelijk zie ik, ook vanuit mijn eigen ervaring, er wel de meerwaarde van in. Je krijgt nieuwe materie om je werking te verfijnen en gerichter bij testuren. Ik zie het als een investering in een verbeterde werking.”

Tijd en energie zijn ook in Nederland in het brede welzijnslandschap schaars goed geworden. “Zoek aansluiting met hogescholen en universiteiten”, geeft Marie-Christine van der Veldt mee als tip. “Er is zeker potentieel om onderzoek te laten uitvoeren, bijvoorbeeld in het kader van een masterproef. Werk samen, is onze boodschap. Ook aanbieders onder elkaar kunnen samen stappen vooruit zetten. Wie het op zijn eentje probeert, moet er inderdaad heel veel tijd en energie voor over hebben.”  

Een andere tip uit Nederland die ook in Vlaanderen niet onopgemerkt voorbij is gegaan: reserveer in je middelen een vast percentage voor onderzoek. Van der Veldt: “Je kan als overheid in je oproep bepalen dat een deel van de subsidies verplicht naar onderzoek moet gaan. Of je kan als organisatie zelf op voorhand beslissen om een deel van de middelen opzij teleggen voor doorontwikkeling en onderzoek.”

Choose your battles

Wim Sucaet formuleert nog een advies voor organisaties die willen en wat aarzelen. “Mijn eerste tip: choose your battles. Met andere woorden: ga voor je zelf na op welke praktijk je eens wil in zoomen. Kies en leg je focus daarop. Ten tweede: je hoeft niet per se iets in te dienen. Je kan het grondplan ook als gids bekijken om een deel van je praktijk kritisch tegen het licht te houden. Of neem een kijkje op de site en bekijk hoe andere praktijken zijn beschreven.”

De databank is in volle ontwikkeling, zegt Peter Casteur. Alle feedback is welkom. “We denken na hoe we het gebruikersperspectief nu in dit proces kunnen inbrengen. Hoe we de stem van kinderen, jongeren en hun gezinnen nog meer kunnen meenemen. Ondertussen zetten we zelf stappen vooruit op het vlak van ondersteuning vanuit Opgroeien voor de indieners, zowel inhoudelijk als procesmatig.” In de pijplijn: een workshop rond onderbouwd werken en leren uit elkaars ervaringen en breed delen wat werkt. “We willen de databank nog meer ingang laten vinden in het werkveld”, besluit Peter Casteur. Daarom deze oproep aan al wie een sterke of innovatieve praktijk heeft lopen in zijn organisatie: “Meld je aan. Doe het gewoon!”

Meer info over de databank van Opgroeien: www.opgroeien.be/databank

Databank effectieve jeugdinterventies Nederlands Jeugdinstituut: https://www.nji.nl/interventies

Zie ook artikels:

Kwaliteitsvolle praktijk Open-hart-cirkels

De praktijk open-hart-cirkels is kwaliteitsvol en volledig beschreven. Het is nog een startende praktijk, daarom is hier nog heel wat doorontwikkeling te verwachten. Zo staat het zwart op wit op de databank kwaliteitsvolle praktijken op de site van Opgroeien. Sieska Baert van initiatiefnemer vzw Re-Member kan het helemaal beamen.

www.agorawebzine.be/artikels/databank-kwaliteitsvolle-praktijken-open-hart-cirkels

Kwaliteitsvolle praktijk vzw De Schommel

Het is absoluut de moeite om je eigen praktijk in te dienen bij de commissie databank kwaliteitsvolle praktijken. Dat stelt Laurien Tielens, begeleider van de oudertraining ‘Omgaan met moeilijk gedrag’ bij De Schommel vzw. De commissie oordeelde dat de prille praktijk nog zoekende is, maar wel op een beknopte en heldere manier wordt beschreven.

www.agorawebzine.be/artikels/kwaliteitsvolle-praktijk-vzw-de-schommel

PeterJan Bogaert – beleidsmedeweker Opgroeien | EXPOO, Expertisecentrum Opvoeden enOpgroeien.