1. Inleiding

Pleegzorg wordt veelal geassocieerd met minderjarigen die omwille van moeilijke leefsituaties (tijdelijk) niet meer thuis kunnen verblijven. Dit is echter niet de enige doelgroep die beroep kan doen op pleegzorg. In Vlaanderen kunnen ook volwassenen met een beperking en/of psychiatrische problematiek gebruik maken van deze hulpverleningsvorm. Cliënten die door hun beperking niet zelfstandig kunnen wonen, hebben bijvoorbeeld hun hele leven bij hun ouders gewoond. Wanneer deze door omstandigheden de zorg niet meer kunnen of willen opnemen, zijn zij genoodzaakt om op zoek te gaan naar een alternatieve opvang. In 2019 werden 591 volwassenen of ‘pleeggasten’ opgevangen in gastgezinnen en omvatte volwassenenpleegzorg 6.7% van alle pleegzorgsituaties [1].

Vermoedelijk worden heel wat volwassenen informeel in gezinsverband opgevangen, bijvoorbeeld bij een broer of tante. Deze gezinnen ontvangen geen pleegzorgbegeleiding en onkostenvergoeding, terwijl ze er in vele gevallen wel recht op hebben. Zo verbleef een opvallend groot deel van de pleeggasten (41%) reeds in het pleeggezin vooraleer de pleegzorgdienst de begeleiding opstartte [2]. Dit zou vooral het gevolg zijn van onvoldoende bekendheid bij de bevolking van pleegzorg in het algemeen en van de volwassenenwerking in het bijzonder [3]. Daarnaast kampt de Vlaamse volwassenenpleegzorg met een tekort aan kandidaat-pleegzorgers om volwassenen met een beperking en/of psychiatrische problematiek op te vangen. Het blijkt moeilijker om bestandgezinnen (gezinnen die voorafgaand aan de plaatsing geen band hadden met de cliënt of diens ouders) te vinden voor volwassenen dan voor de minderjarige pleegzorgpopulatie [4].  

In dit artikel beschrijven we eerst de huidige internationale situatie van de volwassenenwerking in de pleegzorg. Nadien gaan we in op de Vlaamse pleegzorg voor volwassenen. Vervolgens illustreren we de Vlaamse werking aan de hand van een casus. Tot slot wordt de huidige volwassenwerking besproken door een expertgroep, bestaande uit de provinciale coördinatoren van de volwassenenwerking in de Vlaamse pleegzorg. Op basis hiervan wordt een kritische blik geworpen op het huidig pleegzorglandschap voor deze doelgroep.

1.1. Internationale volwassenenwerking in pleegzorg

In de Verenigde Staten beschikt 6.8% van de volwassenen met een beperking over onvoldoende vaardigheden om zelfstandig te wonen [5] en in Europa ervaart 10.4% van de 15- tot 64-jarigen moeilijkheden met zelfzorg- en huishoudactiviteiten [6]. Familieleden van volwassenen met een beperking en/of een psychiatrische problematiek hebben vaak nood aan professionele ondersteuning bij de zorg voor die persoon [7]. Een groot deel geeft namelijk aan deze zorg niet alleen te kunnen dragen [8].

Ondanks het grote aantal volwassenen dat niet beschikt over de nodige vaardigheden om zelfstandig te wonen, is een volwassenenwerking in pleegzorg internationaal beperkt. In Europa zijn er slechts enkele landen, waaronder Frankrijk, Finland, en Servië, waar een gelijkaardige pleegzorgvorm als in Vlaanderen volgens de wet aangeboden wordt. Vooral het Franse en Finse pleegzorgaanbod vertoont gelijkenissen met het Vlaamse aanbod. Zo zetten beide landen in op deze opvangvorm, niet enkel voor volwassenen met een beperking maar ook voor ouderen die over onvoldoende vaardigheden beschikken om zelfstandig te wonen [9] [10] [11]. Verder worden in sommige landen gastgezinnen ingezet bij specifieke problematieken zoals volwassenen met een drugproblematiek (Zweden [12]), ouderen die niet langer zelfstandig kunnen wonen (Verenigd Koninkrijk [13]), en volwassenen met een fysieke, verstandelijke en/of mentale beperking, verslavingsproblematiek, volwassen slachtoffers van familiaal geweld, vrouwen die minimum zes maanden zwanger zijn, en ouders van een kind dat jonger dan 6 maanden oud is (Kroatië [14]). Voorts zijn er een aantal Europese landen waar tot op heden geen volwassenenwerking in pleegzorg bestaat, zoals bijvoorbeeld Nederland, Oostenrijk en Italië [12].

Buiten Europa zijn er varianten op de volwassenenwerking in pleegzorg. Zo wordt ‘adult foster care’ in meerdere Amerikaanse staten georganiseerd. Zo wordt ‘adult foster care’ beschreven als zorg gericht op volwassenen die niet zelfstandig kunnen leven omdat ze mentaal of fysiek beperkt zijn en toezicht of zorg nodig hebben. Ze krijgen 24/24 begeleiding en wonen in kleine groep (meestal 1 tot 6 personen) in een huiselijke, familiale omgeving [15]. De invulling van ‘adult foster care’ varieert echter van staat tot staat, waarbij sommige staten meer inzetten op opvangsituaties die gelijkaardig zijn aan de Vlaamse institutionele zorg of co-housing projecten [16] [17], en andere staten op een gastgezinnenwerking [18] [19].

1.2. Vlaamse volwassenenwerking in pleegzorg

In de jaren ’60 ontstond kritiek op de residentiële woonvormen voor mensen met een psychiatrische problematiek en/of verstandelijke beperking, onder meer omdat het de bewoners isoleert van de samenleving en er een erg hiërarchische structuur is [20] [21]. Er volgde een deïnstitutionalisering, met een afname van residentiele woonvormen [22], om zo de kans te vergroten op empowerment en op meer inclusie en participatie binnen de samenleving [23]. Voormalig oud-minister Vandeurzen (2012) beschrijft dit als “de verschuiving binnen de zorg waarbij gestreefd wordt om mensen met al hun potenties en kwetsbaarheden een eigen zinvolle plek in de gewone samenleving te laten innemen en de zorg zoveel mogelijk geïntegreerd in de gemeenschap te laten verlopen.” Pleegzorg is een manier om volwassenen met ondersteuningsnood binnen de samenleving in gezinsverband op te vangen.

Bij pleegzorgsituaties voor volwassenen met een beperking en/of psychiatrische problematiek, spreekt men over ‘gastgezinnen’ en ‘pleeggasten’ [24] [25]. Deze gastgezinnen zijn hoofdzakelijk familieleden (45%), zoals brussen en schoonbrussen, of mensen uit de dichte omgeving van de pleeggast (29%). Bij de overige plaatsingen (26%) gaat het om bestandsgezinnen [24] [1] [26]. In de praktijk gaat het bij het laatstgenoemde vaak over bestandsgezinnen waarin de volwassene reeds als kind verbleef. In enkele oudere artikels werd een profiel van pleeggasten geschetst. Ongeveer de helft van de pleeggasten was thuiswonend voor de plaatsing, een vijfde was residentieel geplaatst [4]. Daarnaast bestond de populatie pleeggasten uit iets meer mannen (59%) dan vrouwen (41%). Een groot deel (45%) was ouder dan 50 jaar en 86% had een cognitieve beperking, al dan niet in combinatie met een andere beperking [2].

Sedert 2014 [27] worden vier vormen van pleegzorg voor volwassenen onderscheiden: perspectiefzoekende, perspectiefbiedende, ondersteunende (waaronder crisispleegzorg) en behandelingspleegzorg. Bij perspectiefzoekende pleegzorg verblijft een pleeggast tijdelijk in een gastgezin. Pleegzorgmedewerkers gaan intussen intensief op zoek naar een oplossing op lange termijn. Dit kan perspectiefbiedende of langdurige pleegzorg zijn, waarbij een pleeggast langdurig in een gastgezin wordt opgevangen. Ondersteunende pleegzorg biedt kortdurende aaneengesloten opvang waaronder crisispleegzorg van enkele dagen tot enkele maanden, of onderbroken opvang (bv. af en toe een weekend) [28]. Bij behandelingspleegzorg tenslotte krijgt de pleeggast of het gastgezin extra behandeling, training of begeleiding [29].

Naast bovengenoemde pleegzorgvormen, zijn er ook co-housing projecten. Hierbij wonen meerdere pleeggasten samen met vrijwilligers, die als pleegzorgers fungeren, in één huis. Co-housing op korte termijn zijn de zogenaamde doorstroomhuizen, waar pleeggasten gedurende maximaal twee jaar verblijven. In dit geval delen enkele pleeggasten en vrijwilligers gemeenschappelijke ruimtes, maar hebben zij elk hun eigen slaapkamer. Bij co-housing op lange termijn hebben pleeggasten en vrijwilligers meestal een eigen studio of meerdere persoonlijke woonruimten. Hier kan een pleeggast in grotere mate zelfstandig wonen. Ook bij co-housing biedt een pleegzorgbegeleider ondersteuning aan [28].

Een bijzondere vorm van pleegzorg voor volwassenen is de psychiatrische gezinsverpleging, een vorm van pleegzorg voor personen met een psychiatrische problematiek. In Geel bestaat psychiatrische gezinsverpleging sinds de 14e eeuw. De cliënt (pleeggast) woont in een gastgezin en beiden worden begeleid door een multidisciplinair team, dat instaat voor de algemene zorgcoördinatie, de psychiatrische begeleiding van de cliënt en de ondersteuning van het pleeggezin. Het team is constant beschikbaar voor de cliënt en het gastgezin [30]. Er wordt in dit artikel niet verder ingegaan op de psychiatrische gezinsverpleging.

1.2.1. De opstart van een pleegzorgtraject bij volwassenen

Pleegzorg voor volwassenen is rechtstreeks toegankelijk en vrijwillig. Er moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: meerderjarigheid en beschikken over een erkenning of medische verklaring van een handicap en/of psychiatrische problematiek door een arts. Naast een uitgebreide bevraging van de aanmeldingsmotieven van de cliënt worden deze voorwaarden in een eerste informatief gesprek onderzocht [28] [29]. Tijdens dit gesprek wordt eveneens informatie gegeven over wat pleegzorg inhoudt, hoe men zich kan inschrijven, over de werkwijze en de begeleiding die aangeboden wordt.

Tijdens screeningsgesprekken wordt een beeld gevormd van onder meer de persoonlijkheid en persoonlijke achtergrond, de manier van communiceren, de motivatie, de draagkracht en het netwerk van de kandidaat-pleegzorgers. Alle vijf provinciale diensten voor pleegzorg nemen in het begin van een nieuwe plaatsing tijd om de situatie goed in kaart te brengen. De manier waarop, timing en welke medewerkers hiervoor ingezet worden verschillen per dienst. De ondersteuningsnoden, mogelijkheden van ouders (indien in beeld) en het ruimere netwerk worden in kaart gebracht [29].

1.2.2. Pleegzorgbegeleiding bij volwassenen

De pleegzorgbegeleider is het verbindingspunt tussen de betrokken partijen (i.e., pleeggast, gastgezin, en netwerk). Zijn/haar doel is voornamelijk om het psychosociale en emotionele welzijn van de volwassenen te monitoren en, indien nodig, begeleidingselementen toe te voegen om dit welzijn te verhogen [29]. De begeleider doet dit door op regelmatige basis contact te onderhouden met de pleeggast en het gastgezin en andere belangrijke betrokkenen. Vaak voorkomende thema’s tijdens de begeleidingen zijn psychosociaal functioneren, zelfredzaamheid, dagbesteding, financiën, administratie, gezondheid, relatie tussen pleeggast en gastgezin, draagkracht van het pleeggezin, netwerkverruiming en toekomstperspectief [2]. De regelmaat waarmee deze contacten plaatsvinden hangt af van het type pleegzorgplaatsing, de begeleidingsnood, en de mate van stabiliteit van de pleegzorgsituatie. Concreet richt de pleegzorgbegeleider zich tijdens de begeleiding op drie hoofddoelen (‘driedoelen-kader’), namelijk (A) het helder zijn van het perspectief van de pleeggast; (B) het zich bevinden in een veilige en stabiele plek waar de pleeggast zich kan ontwikkelen; (C) en het aanwezig zijn van een gedeelde wereld voor de pleeggast [29].

A. Perspectief

Om het perspectief van de pleeggast zo helder mogelijk te krijgen, wordt samen met alle betrokkenen en de pleeggast een persoonlijk toekomstplan opgesteld. Dit plan of perspectief kan op verschillende manieren ingevuld worden. Er wordt gewerkt aan het blijvend ondersteunen van een stabiele omgeving zodat het samenleven niet onder druk komt te staan.

B. Veilige en stabiele plek/welzijn

Het samenleven met de pleeggast en het welzijn van alle partijen wordt centraal gesteld, waarbij ook de nood aan extra ondersteuning voor pleeggast en/of gastgezin onderzocht wordt (zie verder). Op die manier streeft men naar een zo optimaal mogelijke kwaliteit van leven. Daarnaast helpt de pleegzorgbegeleider ook in het wegwijs maken in het complexe hulpverleningslandschap rond bijvoorbeeld handicap en de daarbij horende administratieve en financiële zaken, zoeken naar daginvulling en woonondersteuning. Een zo optimaal mogelijke omgeving wordt gecreëerd door bijvoorbeeld met de pleeggast op zoek te gaan naar een zinvolle aangepaste dagbesteding of een goede bron van inkomsten.

Daarnaast kan de emotionele ontwikkeling worden nagegaan (bv. aan de hand van SEO-R2 [31] en gestimuleerd omdat het voldoen aan de emotionele behoeften het psychisch welbevinden van de pleeggast bevordert. Het in kaart brengen van de emotionele ontwikkeling kan belangrijk zijn voor het samenleven, zodat de verwachtingen van pleegzorger afgestemd geraken op de emotionele mogelijkheden van de pleeggast.  Door in te zetten op deze afstemming wordt de pleeggast op een gepaste manier aangesproken en worden pleegzorgers ondersteund om deze vertaalslag te maken binnen de eigen pleegzorgsituatie.

Extra psychosociale ondersteuning kan hierbij aangeboden worden via behandelingspleegzorg en er kan tevens beroep gedaan worden op extra ondersteuning vanuit externe hulpverleningsinstanties [28].

C. Gedeelde wereld

Tot slot wordt beoogd dat alle betrokken partijen (pleeggast, pleeggezin, ouders, ruimere netwerk,…) op eenzelfde lijn staan ten aanzien van de belangrijke punten. Dit is vaak niet vanzelfsprekend en daarom wordt regelmatig een bemiddelingsgesprek of netwerkoverleg georganiseerd [28].

In het handelingsplan worden deze drie doelen uitvoerig bevraagd, waarvan de uitkomsten gemonitord worden. De manier waarop verschilt per provincie.

2. Casuïstiek

De expertgroep, bestaande uit de provinciale coördinatoren van de volwassenenwerking in de Vlaamse pleegzorg, bracht enkele casussen aan. De geselecteerde casus werd geanonimiseerd. Daarnaast gaven zij input doorheen het artikel en gaven ze de discussie vorm. Hieronder beschrijven we een casus van een 28-jarige man die in netwerkpleegzorg bij het gezin van zijn broer wordt opgevangen.

Glen

Glen is een 28-jarige man. Hij is een levensgenieter met een lieve, zachte persoonlijkheid die zelden kwaad wordt. Hij houdt van koken en lekker eten, van muziek en ook van gezelschap. Hij heeft een licht verstandelijke beperking en een autismespectrumstoornis (ASS). Vanaf de kleutertijd gaat hij naar het buitengewoon dagonderwijs. Op 8-jarige leeftijd gaan zijn ouders uiteen. Vanaf dan woont Glen samen met zijn twee broers en zus bij zijn moeder, een dag per week verblijft hij bij zijn vader. De thuissituatie is fysiek en emotioneel onveilig door een alcoholverslaving van zijn moeder. De interactie met moeder is onvoorspelbaar en wordt gekenmerkt door permanente angst en dreiging. Deze situatie duurt tot kort voor de aanmelding bij pleegzorg. Glenn is dan 27 jaar. Behalve het buitengewoon onderwijs tot zijn 18 jaar is er geen andere vorm van hulpverlening of contextondersteuning betrokken. Wel werd na afloop van de schoolperiode gezocht naar begeleid werk. Dit was goed voor Glen maar de beperkte RTH (rechtstreeks toegankelijke hulp)-middelen lieten geen voltijdse dagbesteding toe, in de praktijk kon hij maar een of enkele dagen per week werken. Op zijn 20ste werd persoonsvolgend budget (PVB) aangevraagd maar hij kwam terecht in de laagste prioriteitengroep, wat voor een jarenlange wachttijd zorgt. Ondertussen is Glen de enige van de zes kinderen die nog steeds voltijds bij moeder inwoont. Door de jaren heen ontwikkelde Glen maladaptief copinggedrag: overmatig eten en gamen, zich uren/dagenlang terugtrekken op zijn kamer, zijn persoonlijke hygiëne verwaarlozen. Gevolg hiervan is onder meer een geïsoleerd leven met weinig sociale contacten en een verstoord dag/nachtritme.  Glen is weinig vertrouwd met structuur en regels zoals dagelijkse, persoonlijke hygiëne en functioneert algemeen weinig zelfstandig.

Aanmelding

Wanneer moeder gedwongen opgenomen wordt en een ontwenningskuur moet volgen, nemen zijn broer Tim en diens vrouw de 27-jarige Glen in huis op. Enkele maanden later zet Tim de stap naar pleegzorg en wordt perspectiefzoekende pleegzorg opgestart. Binnen deze module dient een duidelijk perspectief voor Glen ontwikkeld te worden en wordt onderzocht of dit perspectief in het gezin van zijn broer ligt. De eerste stap die volgt is een netwerkobservatie. Doel hiervan is de sterktes en aandachtspunten van het netwerk/gastgezin en het functioneren van de pleeggast in kaart te brengen. Dit vormt de basis voor het handelingsplan, de gezamenlijke handleiding voor pleeggast, gastgezin en begeleider tijdens de volledige duur van de plaatsing.

Begeleiding

Op korte termijn wordt ingezet op Glens aanpassing aan de nieuwe thuisomgeving. Bij Tim gelden huisregels en -afspraken, wat Glen niet gewoon is. Tegelijkertijd is de dagstructuur en het stabiele ritme wel helpend: Glen is rustiger, slaapt beter en leert stilaan meer zelfstandig te worden. De begeleider zorgt voor psycho-educatie voor Tim die meer handvatten wenst om ASS te begrijpen en mee om te gaan. Voorts meldt de begeleider Glen aan voor een auti-coaching traject. Daarnaast is er de zorg op medisch vlak – Glen heeft immers overgewicht – en op psychisch vlak. De begeleider meldt Glen aan bij het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg; Tim zorgt voor medische opvolging. Ook de draagkracht van de pleegzorgers moet gemonitord worden. Tim is net hersteld van een burn-out en is nog steeds stressgevoelig. Ook de zorgen rond moeder wegen door. De begeleider volgt dit op tijdens de huisbezoeken.

Daarnaast dient de relatie tussen Glen en zijn moeder eveneens opgevolgd te worden, momenteel is Glen nog steeds overstuur na contact met zijn moeder. Anderzijds wil zijn moeder het contact met Glen graag herstellen en behouden. Er wordt onderzocht hoe Glen op een voor hem veilige manier in contact kan treden met zijn moeder. Glen heeft een vriendin waarmee hij graag knuffelt. Er is bezorgdheid in welke mate Glen op de hoogte is van en voorzorgen neemt op vlak van veilige seksualiteit. Ook voor dit aspect zorgt de begeleider voor psycho-educatie.

Op middellange termijn is er de gedeelde vraag naar meer dagbesteding en vrije tijd en, op lange termijn, de eventuele vraag naar zelfstandig begeleid wonen. Onder meer hiervoor werd een herprioritering van het persoonsvolgend budget (PVB) aangevraagd. Parallel gaat de begeleider op zoek naar extra vrijetijdsbesteding en opties op vlak van begeleid werken en wonen in de buurt.

3. Discussie

Ondanks het laagdrempelige karakter van de volwassenenwerking in pleegzorg, vinden potentiële gastgezinnen moeizaam hun weg naar pleegzorg. Toch kent de volwassenenwerking volgens de expertgroep enkele unieke sterktes. Ten eerste vormt dit voor een deel van de populatie een manier waarop pleegjongeren met een beperking en/of psychiatrische problematiek kunnen blijven wonen bij hun huidig pleeggezin, waarbij het gezin de ondersteuning niet verliest en tevens recht heeft op een financiële tegemoetkoming en vergoeding voor bijzondere kosten en zorgzwaarte. De ondersteuning vanuit een pleegzorgdienst kan doorgaans snel opgestart worden, dit in contrast met de vaak lange wachtlijsten binnen het hulpverleningslandschap. Ook vormt ‘samenwerking’ een belangrijke pijler in de volwassenenwerking. Zo wordt er zowel met het gastgezin als de pleeggast samengewerkt, wordt er aan netwerkversterking gedaan, en ondersteunt de pleegzorgbegeleider de samenwerking tussen het gastgezin, de pleeggast, en andere hulpverleningsinstanties (vb. vergunde zorgaanbieders). Als laatste zet de volwassenenwerking in op de vermaatschappelijking van de zorg, door onder andere inclusieve woonprojecten op te starten, maar ook door personen met een beperking of psychiatrische kwetsbaarheid in de samenleving op te vangen.

In het literatuurgedeelte werd duidelijk dat Vlaanderen op vlak van pleegzorg voor volwassenen koploper is. Nergens blijkt pleegzorg op dergelijke schaal uitgewerkt voor volwassenen met een beperking en/of psychiatrische problematiek. Hier zijn enkele nadelen aan verbonden, zoals weinig ‘best practices’ van buurlanden die inspirerend kunnen werken en het gebrek aan (internationaal) onderzoek. Bestandsgezinnen melden zich zelden spontaan aan als gastgezin. Voor volwassenen die zich aanmelden zonder geschikt netwerkgezin is de kans erg klein dat er een gastgezin gevonden zal worden. Pleegzorg is nog onvoldoende bekend bij potentiële doorverwijzers waardoor vermoedelijk heel wat netwerksituaties, die in aanmerking zouden komen, ondersteuning mislopen of laat instromen. Een volgend heikel punt is het toekomstperspectief van de pleeggasten. Hier wordt namelijk continu aan gesleuteld doorheen de begeleiding, maar dit blijft vaak een struikelblok omdat er vaak weinig opvangalternatieven zijn. Vooral wanneer het gastgezin zelf de zorg niet langer kan opnemen, kent de pleeggast een erg onzeker toekomstperspectief en gaan pleegzorgers vaak over hun eigen grenzen aangezien ze geen andere mogelijkheid zien dan opvang blijven voorzien, ook al is de draagkracht overschreden. Dit gebrek aan vervolgperspectief kan ook een rem zijn om een pleeggast op te vangen. De situatie wordt door hulpverleningsorganisaties vaak als niet-acuut beschouwd aangezien de pleeggast in het gastgezin verblijft. Wanneer er plots een verandering optreedt (vb. overlijden van pleegzorger) gaat het om een noodsituatie, waardoor hulp onmiddellijk nodig is. Daarnaast lukt het niet altijd om een succesvolle doorverwijzing te realiseren naar andere hulpverleningsinstanties, doordat bepaalde instanties verwachten dat een concrete hulpvraag geformuleerd wordt door de pleeggasten. Echter ontbreekt een dergelijke vraag vaak door een beperkte motivatie en/of inzicht.

Wanneer aan de expertgroep gevraagd werd naar hun ideale toekomstvisie, verwezen zij vooral naar een vlottere doorverwijzing door een grotere bekendheid van de werking bij doorverwijzers. Dit kan onder andere verwezenlijkt worden door meer samenwerkingsverbanden met eerstelijnsdiensten (vb. centra voor geestelijke gezondheidszorg, mutualiteiten,…) en organisaties binnen het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Op deze manier kan de volwassenenwerking reeds begeleiding aanbieden vooraleer het moeilijk wordt en zouden vele gezinnen ook financieel minder worstelen. Daarnaast hoopt men de vermaatschappelijking van de zorg verder te implementeren door enerzijds meer inclusieve woonprojecten te organiseren, waarbij vrijwilligers samenwonen met pleeggasten, en anderzijds door logeergezinnen uit de ondersteunende pleegzorg te koppelen aan volwassenen die tijdens de week in een voorziening verblijven. Als laatste wees de expertgroep op de nood aan wetenschappelijk onderzoek bij deze pleegzorggroep met als doel de werking meer empirisch te onderbouwen.

Conclusie

De pleeggasten zijn een erg interessante groep in de pleegzorgpopulatie, die erg typerend is voor de Vlaamse situatie. Er wordt echter vermoed dat heel wat gezinnen informeel aan pleegzorg doen en ze bijgevolg niet de ondersteuning krijgen waar ze recht op hebben. Daarnaast zijn er amper bestandsgezinnen die open staan voor een pleeggast. Aan de hand van een casus werd de meerwaarde van deze pleegzorgvorm geschetst. Een expertgroep gaf input, waarop mede de discussie gebaseerd werd. Deze pleegzorgvorm kent vele sterktes, al is er ruimte voor groei en is meer onderzoek in deze populatie aangewezen.

Referenties
[1] Pleegzorg Vlaanderen (2020). Pleegzorg in Vlaanderen. Registratierapport 2019. Pleegzorg Vlaanderen vzw. https://issuu.com/pleegzorgvlaanderen/docs/plzrg_2019_registratie_high_page_v03
[2] Deruddere, N., Vanhoutteghem, I., & Verdonck, D (2012). Pleegzorg voor volwassenen met een beperking: Op maat voor een zorgzame en inclusieve samenleving. In Vanderfaeillie, J., Van Holen, F., & Vanschoonlandt, F. (Red). Op weg met pleegzorg. Kansen en risico’s (pp. 201 - 216). Acco.
[3] De Wilde, L. (2019). Pleegzorg als interventie. In M. Vandenbroeck (Red.), Het gezin is dood, leve het gezin (pp. 175-205). Gompel & Scavina.
[4] Bronselaer, J., Vandezande, V., Vanden Boer, L., & Demeyer, B. (2016). Sporen naar duurzame mantelzorg. Hoe perspectief bieden aan mantelzorgers? Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. https://www.departementwvg.be/sites/default/files/media/2016_Sporen_naar_duurzame_mantelzorg_DWVG_0.pdf
[5] Center of Disease Control and Prevention (2019). Disability impacts all of us. https://www.cdc.gov/ncbddd/disabilityandhealth/infographic-disability-impacts-all.html
[6] Eurostat (2016). Disability statistics – Prevalence and demographics. https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/pdfscache/34409.pdf
[7] Steel, R., Poppe, L., Vandevelde, S., Van Hove, G., & Claes C. (2011). Family quality of life in 25 Belgian families: Quantitative and qualitative exploration of social and professional support domains. Journal of Intellectual Disability Research, 55(12), 1123–1135. https://doi.org/10.1111/j.1365-2788.2011.01433.x
[8] Vermeulen, B., Lauwers, H., Spruytte, N., & Van Audenhove, C. (2015). Experiences of family caregivers for persons with severe mental illness: An international exploration. European Neuropsychopharmacology, 25(2), 374. https://doi.org/10.1016/S0924-977X(1.
[9] Association Famidac (2020). L’accueil familial d’adultes handicapés et de personnes âgées [Pleegzorggezinnen voor volwassenen met een beperking en ouderen]. https://www.famidac.fr/?L-accueil-familial-d-adultes-handicapes-et-de-personnes-agees.
[10] Finnish Federation of Foster Care Associations (2019). Adult foster care, older people. https://www.perhehoitoliitto.fi/perhehoito/ikaihmiset.
[11] Leinonen, E. (2020). Time to care? Temporal variations of agency of the Finnish adult foster carers. Journal of Aging Studies, 52, e100830. https://doi.org/10.1016/j.jaging.2019.100830.
[12] Laklija, M. (2011). Results of a conducted survey: Foster care models in Europe. Forum for quality foster care. https://www.udomiteljizadjecu.hr/wp-content/uploads/documents/publikacije/Foster%20care%20models%20in%20Europe%20-%20results%20of%20a%20conduct.
[13] Brookes, N., & Callaghan, L. (2013). What next for Shared Lives? Family-based support as a potential option for older people. Journal of Care Services Management, 7(3), 87-94. https://doi.org/10.1179/1750168714Y.0000000029.
[14] Laklija, M., & Ilievski, V. (2015). Comparative analyze of foster care for adults in Republic of Croatia and Republic of Macedonia. Journal of Social Policy, 8(11), 379-390. https://doi.org/10.37509/socpol1511.2379l.
[15] Folkemer, D., Gox-Grage, W., Jensen, A., Lipson, L., & Stauffer, M. (1996). Adult foster care for the elderly: A review of state regulatory and funding strategies (Vol. 2). American Association of Retired Persons.
[16] Paying For Senior Care (2020). Adult foster care for the elderly & financial assistance options. https://www.payingforseniorcare.com/adult-foster-care.
[17] Mollica, R., Booth, M., Gray, C., & Sims-Kastelein, K. (2008). Adult foster care: A resource for older adults. Rutgers Center for State Health Policy..
[18] Somerville-Cambridge Elder Services (2019). Adult family care. https://adultfamilycare.org/.
[19] South Carolina Department of Mental Health (2016). Homeshare toward local care provider handbook. Carolina Department of Mental Health. https://scdmh.net/dmh-components/homeshare-adult-foster-care/.
[20] Mansell, J., & Beadle-Brown, J. (2010). Deinstitutionalisation and community living: Position statement of the comparative policy and practice special interest research group of the international association for the scientific study of intellectual disabilities. Journal of Intellectual Disability Research, 54(2), 104-112.
[21] Van Loon, J., & Van Hove, G. (2001). Emancipation and self-determination of people with learning disabilities and down-sizing institutional care. Disability & Society, 16(2), 233-254..
[22] Shogren, K.A., Wehmeyer, M.L., & Singh, N.N., (2017). Handbook of positive psychology in intellectual and developmental disablities. Springer.
[23] Amado, A. N., Stancliffe, R. J., McCarron, M., & McCallion, P. (2013). Social inclusion and community participation of individuals with intellectual/developmental disabilities. Intellectual and developmental disabilities, 51(5), 360-375. https://doi.org/1.
[24] Berghmans, M., Van Looveren, A., & Cremie, K. (2017). Over pleeggasten met een beperking of psychiatrische problematiek. In M. Berghmans, A. Van Looveren, & K. Cremie (Red.), Het pleegouderboek: 202 vragen over pleegzorg (pp. 65-81). Politea.
[25] Vanderfaeillie, J., Van Holen, F., & Vanschoonlandt, F. (2012). Op weg met pleegzorg: Kansen en Risico’s. Acco.
[26] Schryvers, K., Dehaene, T., & Jans, V. (2012). Conceptnota voor nieuwe regelgeving over pleegzorg in Vlaanderen. http://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1034700.
[27] Decreet houdende de organisatie van pleegzorg (2012, juni 29). Codex Vlaanderen. https://codex.vlaanderen.be/Portals/Codex/documenten/1022084.html.
[28] Pleegzorg Vlaanderen (2018). Onthaalmap voor nieuwe medewerkers.
[29] Pleegzorg Vlaanderen (2020). Vademecum team volwassenen.
[30] Van de Walle, L., & Van Ende, R. (2012). Psychiatrische pleegzorg openbaar psychiatrisch zorgcentrum Geel: een innoverende klassieker. In J. Vanderfaeillie, F. Van Holen, & F. Vanschoonlandt (Red.), Op weg met pleegzorg. Kansen en risico's. (pp. 217-231). Acco.
[31] Morisse, F., & Došen, A. (2017). SEO-R2: Schaal voor Emotionele Ontwikkeling bij mensen met een verstandelijke beperking-Revised2. Garant Uitgevers nv.

Lisa Van Hove, Delphine West & Frank Van Holen I VUB, Kenniscentrum Pleegzorg, Pleegzorg Vlaams-Brabant en Brussel