Ervaringsdeskundigheid als hefboom voor een participatieve jeugdhulp?
Een eerste evolutie die de aandacht versterkt op ervaringsdeskundigheid in de jeugdhulp heeft te maken met de uitbouw van een participatieve jeugdhulp in Vlaanderen. Die ontwikkeling wordt sterk aangestuurd door het internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, Artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag, dat het recht op participatie van kinderen en jongeren erkent. De concrete uitwerking hiervan in verschillende rechten is verankerd in het Decreet betreffende de Rechtspositie van de minderjarige in de jeugdhulp.
Het raakvlak tussen ervaringsdeskundigheid en participatie valt echter niet uit de lucht. Ze volgt uit brede maatschappelijke ontwikkelingen in diverse sectoren. In de psychiatrie zien we bijvoorbeeld hoe er rond de jaren ‘70 sterke reactie kwam op de dominantie van het expertmodel en op doorgeslagen biomedische benaderingen. Het ‘bestrijden’ van deze mensonterende behandelingen ging ook gepaard met een streven naar het expliciet erkennen van mensen in de psychiatrie als volwaardige burgers. In die tijdsperiode zien we gelijkaardige tendensen doorheen het brede sociale domein waarbij het nastreven van een diversiteit aan rechten en sociale gelijkheid meer centraal komt te staan. Terzelfdertijd wordt binnen deze brede maatschappelijke ontwikkelingen de verhouding tussen de burger en de overheid anders vormgegeven. In de evolutie van hulp- en dienstverlening worden ‘passieve ontvangers’ van zorg en ondersteuning nu aangesproken als ‘actieve participanten’. Hierbij staat het realiseren van medezeggenschap centraal.
Voor de jeugdhulp specifiek kan dit gesitueerd worden binnen de ontwikkeling van de alternatieve jeugdhulp als een antwoord op de klassieke jeugdhulp. De JAC’s werden daar in het leven geroepen om meer aan te sluiten bij de leefwereld en het actorschap van jongeren zelf. Het kinderrechtenverhaal is evenzeer geënt op die alternatieve jeugdhulp waarbij een ander beeld over jongeren centraal staat. In dat beeld staan opnieuw termen als burgerschap, participatie en medezeggenschap centraal.
Ervaringsdeskundigheid als hefboom voor de vermaatschappelijking van de jeugdhulp?
Een tweede evolutie die de aandacht voor ervaringsdeskundigheid in de jeugdhulp versterkt, is vermaatschappelijking. Vermaatschappelijking streeft ernaar om zorg en ondersteuning zoveel mogelijk in de gemeenschap te organiseren met een focus op de mogelijkheden van minderjarigen en ouders zelf. Daarbij wordt er gestreefd naar een gelijkwaardig partnerschap. De bedoeling is om een diversiteit aan minderjarigen en ouders die leven in maatschappelijk kwetsbare leefsituaties te ondersteunen in het vinden van een zinvolle plek in de samenleving. Het decreet integrale jeugdhulp en de verbonden beleidsplannen willen duidelijk inzetten op vermaatschappelijking.
Wanneer de krachtlijnen van het decreet nader worden bekeken, vallen echter enkele centrale focussen op. In het kader van vermaatschappelijking dient er ingezet te worden op de eigen krachten van kinderen, ouders en hun netwerken. Die inzet zal volgens het beleidsplan bijdragen tot een toegenomen participatie én een kleinere nood aan gespecialiseerde hulp (Vlaamse overheid, 2012). Het is een lijn die wordt verdergezet in de beleidsnota 2019-2024 van minister Beke (2019) waarbij wordt gesteld dat de efficiëntie van hulp- en dienstverlening toeneemt wanneer ze vertrekt vanuit de competenties, sterktes en hulpbronnen van mensen en hun netwerk. Het is ook vaak op deze centrale focus – de eigen krachten - dat ervaringsdeskundigen worden aangesproken en ingezet.
Daarnaast komen dezelfde denkbeelden over participatie terug in het idee van ervaringsdeskundigheid en vermaatschappelijking. Ook hier worden burgers aangesproken als (actieve) partner in de hulpverlening. Het motto ‘nothing about us, without us’ is daarbij veelzeggend en verwijst naar medezeggenschap in het hulpverleningsproces. Vermaatschappelijking en ervaringsdeskundigheid raken elkaar dus ook in het streven naar een gelijkwaardig partnerschap.
Welke focus ligt er in praktijken van ervaringsdeskundigheid in de jeugdhulp?
Het is vanuit het realiseren van een participatieve jeugdhulp en vermaatschappelijking dat praktijken van ervaringsdeskundigheid zich ontwikkelen in de jeugdhulp. Momenteel wordt er op verschillende manieren met ervaringsdeskundigheid gewerkt. De structurele inbedding van cliëntorganisaties is daarbij bijvoorbeeld één manier. Daarnaast is er sinds 2016 ook de systematische inzet van ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting in de vijf provinciale diensten voor Pleegzorg. Verder zijn er ook ervaringsdeskundigen aan de slag in verschillende organisaties in de jeugdhulp.
Tot op heden is het vooral via cliëntorganisaties, bijvoorbeeld Cachet vzw en Ouderparticipatie Vlaanderen dat de ontwikkeling van ervaringsdeskundigheid structureel in de jeugdhulp wordt aangewakkerd. Zij vertrekken vanuit de ervaringen van kinderen en ouders, ontwikkelen daar samen kennis over en brengen deze perspectieven samen met kinderen en ouders terug binnen in de jeugdhulp. Deze cliëntorganisaties worden ook expliciet aangesproken en ondersteund om een vertegenwoordigingsstructuur mee vorm te geven. Een belangrijke (intersectorale en interregionale) evolutie hierbij is de uitbouw van een Cliëntenforum. Cliëntorganisaties nemen hier een centrale rol op om kinderen en ouders te vertegenwoordigen op beleidsniveau en hen daarbij te ondersteunen in het waarmaken van een participatieve jeugdhulp.
Het brengt met zich mee dat cliëntorganisaties veel aandacht besteden aan de ervaringen van kinderen en ouders met de jeugdhulp als hulp- en dienstverlener. Binnen deze ervaringen wordt er wel wat aandacht besteed aan de toegankelijkheid van de jeugdhulp. Er is tegelijk ook een toenemende vraag aan kinderen en ouders om te participeren aan adviesraden en overlegorganen. Het binnenbrengen van de perspectieven van kinderen en ouders is uiteraard erg zinvol. Tegelijk zijn er pertinente vragen over hoe deze perspectieven worden binnengebracht en waarover deze perspectieven ‘mogen’ gaan (Carette, 2004).
Deze focus op toegankelijkheid en het realiseren van een vertegenwoordigingsstructuur zorgt voor enkele uitdagingen. Het nadenken over toegankelijkheid van de jeugdhulp heeft als doel na te gaan hoe het recht op jeugdhulp al dan niet gerealiseerd wordt. De vraag hoe mensen al dan niet tot hun recht komen, valt echter niet eenzijdig te beantwoorden vanuit de kwestie van toegankelijkheid. Er is een risico dat het realiseren van recht op (jeugd)hulp uitsluitend vertaald wordt als een probleem van toegankelijkheid (Roose, 2007). Dit kan op zijn beurt ertoe leiden dat de betekenis van participatie en de ervaringen van kinderen en ouders vernauwd worden tot ervaringen met toegankelijkheid. Die vernauwing sluit een resem aan andere relevante ervaringen uit.
Een andere uitdaging is het realiseren van een vertegenwoordigingsstructuur. Dit zijn vaak overlegorganen en -structuren die vooral aansluiten bij de leefwereld en manier van werken van allerhande professionals, eerder dan van kinderen en ouders. Diezelfde logica komt terug bij de inzet van ervaringsdeskundigen waarbij ze worden aangesproken om ‘het cliëntperspectief’ te vertegenwoordigen. Het brengt ervaringsdeskundigen vaak in erg moeilijke posities om zowel recht te doen aan de diversiteit aan (cliënt)ervaringen en tegelijk als enige verantwoordelijkheid te dragen voor dat ‘cliëntperspectief’.
Drie logica’s over “waarom ervaringskennis belangrijk is”
De (historische) betekenissen van het belang van ervaringskennis, gaat over veel meer dan kennis over (de toegankelijkheid van) hulp- en dienstverlening. Doorheen de tijd en overheen sectoren komen er telkens weer drie logica’s op de voorgrond die aangeven waarom ervaringskennis belangrijk is.
Een eerste logica is dat ervaringskennis kan bijdragen aan het realiseren van concrete ondersteuning aan minderjarigen en hun gezinnen. Die ondersteuning kan zowel individueel als in groep plaatsvinden. Ervaringskennis speelt hier een ondersteunende rol voor kinderen en ouders op basis van de (h)erkenbaarheid van een gedeelde ervaring en een gedeeld begrijpen dat hier kan uit voortvloeien.
Een volgende logica is dat de inbreng van ervaringskennis kan bijdragen tot de realisatie van (meer) toegankelijke en rechtvaardige hulp- en dienstverlening. Ervaringskennis legt soms bloot wat net ontsnapt aan professionele of academische perspectieven. In die zin brengt ervaringskennis een complementair perspectief binnen op hoe hulp- en dienstverlening al dan niet als toegankelijk en rechtvaardig wordt ervaren.
In een laatste logica legt ervaringskennis vooral bloot op welke manieren kinderen en ouders worden in- en uitgesloten. Hier kan ervaringskennis een bijdrage leveren in het nastreven van volwaardig burgerschap in relatie tot bredere maatschappelijke processen. Hier ligt dan ook het belang van bijvoorbeeld cliëntorganisaties waarbij het ontwikkelen en zichtbaar maken van ervaringskennis het belang van sociale rechten en sociale gelijkheid (systematisch) op de voorgrond brengt.
In onderstaand voorbeeld zien we hoe de eerste twee logica’s tot uiting komen. In het kader van pleegzorg nemen ervaringsdeskundigen bijvoorbeeld een belangrijke brugfunctie op. In één gezinssituatie is er discussie tussen de ervaringsdeskundige en de begeleider van het gezin. Volgens de begeleider maakt het gezin geen vooruitgang en is het een onveilige omgeving voor het kind. Volgens de ervaringsdeskundige is er net wel vooruitgang en wordt de focus eerder op de problemen dan op de krachten van het gezin gelegd. Uiteindelijk wordt duidelijk dat deze meningsverschillen volgen uit de manier waarop er contact wordt gelegd met het gezin.
De ervaringsdeskundige gaat vaak zaterdagnamiddag op bezoek naar het gezin. De ouders zijn dan meer ontspannen en hebben meer tijd om met bezoek om te gaan. De begeleiding gaat telkens op bezoek tijdens de week wanneer de ouders zelf meer onder druk staan door hun werk en de rush van het dagelijkse leven. De inbreng van ervaringskennis maakt in deze situatie uiteindelijk een groot verschil in hoe de ouders worden benaderd, hoe de hulpverlening de situatie leest en hoeveel tijd de kinderen al dan niet bij hun (pleeg)gezin mogen doorbrengen.
Een manier om hier vanuit een derde logica naar te kijken, ligt in de vraag hoe de inzet ervaringskennis individuele situaties verbindt met ruimere maatschappelijke vraagstukken. In deze derde logica heeft ervaringskennis het potentieel om mee in beeld te brengen hoe kinderen en ouders worden in- en uitgesloten in een samenleving.
Elke praktijk waar aan de slag wordt gegaan met ervaringsdeskundigheid verhoudt zich op één of andere manier tot deze logica’s van waarom ervaringskennis belangrijk is. Elk van deze logica’s is ook waardevol. Tegelijk is het wel belangrijk om als organisatie of praktijk bewust te zijn op welke logica’s wordt ingezet en hoe zich dat verhoudt tot de doelstellingen van de organisatie. Er zijn immers verschillende manieren om met ervaringskennis aan de slag te gaan. Eén manier om met ervaringskennis aan de slag te gaan, is via de inzet van ervaringsdeskundigen. In het kader van de jeugdhulp ligt daar ook nog een boeiende vraag: Wie kan nu eigenlijk aan de slag gaan als ervaringsdeskundige?
Kunnen jongeren als ervaringsdeskundige aan de slag gaan?
Een boeiend verschil tussen de jeugdhulp en andere sectoren is dat jongeren en ouders worden gezien als ervaringsdeskundigen. Ze worden aangesproken op hun identiteit als ‘kind of ‘ouder’. In andere sectoren is dat minder aan de orde. In het kader van de jeugdhulp in Vlaanderen zien we verschillende invullingen ‘van wie nu ervaringsdeskundig is’ terugkomen. Het zorgt voor verwarring en onduidelijkheid. Er zijn in grote lijnen twee manieren waarop de term ervaringsdeskundigheid of ervaringsdeskundige wordt gebruikt.
Een eerste invulling vinden we terug in de uitspraak dat “de jongeren en ouders de echte ervaringsdeskundigen zijn” (Vrijens & Clé, 2017). Het idee is dat jongeren en ouders door wat ze meemaken, weten wat er echt toe doet. Het vertrekken vanuit de leefwereld van jongeren en ouders wordt gezien als een belangrijke manier om naar verbetering van de jeugdhulp toe te werken. Ervaringsdeskundig zijn betekent hier dus dat iedereen ‘expert’ is in zijn of haar eigen leven.
Een tweede invulling van ervaringsdeskundigheid verwijst naar het deskundig inzetten van je ervaringskennis. Het gaat met andere woorden over de noodzakelijke kennis en vaardigheden om met ervaringskennis aan de slag te gaan in het sociale domein. In deze opvatting wordt er pas gesproken over ervaringsdeskundigheid wanneer mensen hun eigen verhaal kunnen overstijgen, ervaringskennis hebben en dat systematisch of deskundig kunnen inzetten in de ondersteuning van andere mensen. Ervaringsdeskundigheid staat met andere woorden niet los van het ontwikkelen van ervaringskennis en staat niet los van het doelmatig inzetten van die kennis in concrete praktijken van hulp- en dienstverlening. Het is deze tweede invulling die verwijst naar de (semi-) geprofessionaliseerde inzet van ervaringsdeskundigen.
Wat brengt het aan de slag gaan met (ex-) jongeren als ervaringsdeskundigen teweeg?
In één van de onderzoekstrajecten met de teams, diende zich de kwestie van een (ex-) jongere als ervaringsdeskundige expliciet aan. In een dagcentrum in de jeugdhulp werkt Marleen al enige tijd als ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting. Daarnaast is het team gaandeweg ook aan de slag gegaan met Wouter als vrijwillig ervaringsdeskundige. Wouter heeft zelf als jongere de werking meegemaakt en stelde op een gegeven moment de vraag aan het team of hij als ervaringsdeskundige in het team kon werken.
In eerste instantie heeft het team heel wat vragen over afstand en nabijheid, over de veiligheid van het team, over wie dan de ervaringsdeskundige begeleidt, of het wel ‘verstandig’ is om een (ex-)cliënt in de werking in te zetten. Er is met andere woorden heel wat weerstand en onzekerheid binnen het team. Ook in de ruimere jeugdhulp wordt er zeer sceptisch gekeken naar de inzet van jongeren als ervaringsdeskundigen. Terzelfdertijd merkte het team ook op hoe sterk Wouter was ingebed bij de verschillende gemeenschappen in de buurt. Veel van de kinderen in de werking legden ook heel gemakkelijk verbinding met Wouter. Het team zag ook hoe ze Wouter eigenlijk een kans ontnamen door niet met hem als vrijwillig ervaringsdeskundige aan de slag te gaan. Uiteindelijk waagde het team de sprong.
Op een gegeven moment is er een situatie met enkele jongeren waarin het traject van school naar het dagcentrum erg moeilijk verloopt. Verschillende hulpverleners slagen er maar niet in om op een ‘gewone’ manier deze weg af te leggen. Er wordt aan Wouter gevraagd of hij de tijd wil nemen om de gasten te gaan halen.
Wouter ervaart eigenlijk geen enkele moeilijkheid om met de gasten deze weg af te leggen. Hoewel Wouter niet expliciet met zijn eigen levensverhaal op de voorgrond komt, wordt er toch verbinding ervaren. De gasten ervaren Wouter niet als hulpverlener waar iets ‘moet’. Verder valt op hoe Wouter ook de tijd kan nemen om met de jongeren deze wandeling af te leggen. Hij kan vanuit een positie van nabijheid het tempo van de jongeren volgen.
Uiteraard zijn er verschillen tussen de positie van een hulpverlener en vrijwillig ervaringsdeskundige. Tegelijk draagt de ervaringskennis van Wouter op een andere manier bij tot het verbinding maken met jongeren en het ontsluiten van bredere gemeenschappen in de buurt voor het team. Zo wordt er bijvoorbeeld tijdens die wandeling af en toe binnengesprongen in een Turkse buurtwinkel. Het versterkt de verbinding met de buurt en de sociale vaardigheden van jongeren worden aangesproken.
Uiteindelijk is de betekenis van ervaringskennis voor dit team zichtbaar op verschillende niveaus. Het is in eerste instantie van betekenis voor de jongeren en ouders waar ze mee samenwerken. Terzelfdertijd wordt het team en elke individuele hulpverlener uitgedaagd in hun eigen manieren van denken en handelen. In die zin draagt ervaringskennis bij tot het dynamisch vormgeven van kwaliteitsvolle en toegankelijke hulpverlening.
Waarover wordt ervaringskennis ontwikkeld?
In het voorgaande voorbeeld is de ervaringskennis van Wouter van betekenis voor de jongeren en voor het team. Dit sluit ook aan bij een vorig deel waar we spraken over ‘het waarom’ van ervaringskennis. Een vraag die daarbij aansluit is: waarover wordt er ervaringskennis ontwikkeld?
Op dit moment wordt ervaringskennis vooral ontwikkeld en ingezet vanuit een sector- en/of doelgroepgebonden focus. Klassiek gezien gaan ervaringsdeskundigen dan ook aan de slag in sectoren waar ze zelf hulp- en dienstverlening aan den lijve hebben ondervonden. Wanneer er echter overheen sectoren wordt gekeken naar waar ervaringskennis over gaat, ontstaan er centrale parallellen.
Een eerste parallel is dat ervaringskennis in eerste instantie ontstaat in relatie tot het leven in een maatschappelijk kwetsbare leefsituatie en wat dat teweegbrengt voor de kwaliteit van leven. Het gaat dan over doorleefde en belichaamde ervaringen met de interactie tussen individuele, institutionele en maatschappelijke aspecten van kwetsbaarheid.
De betekenis van ervaringskennis kan met andere woorden niet gereduceerd worden tot ervaringen met een bepaalde vorm van hulp- en dienstverlening. Dit kwam reeds aan bod in het verhaal van Marleen, een ervaringsdeskundige die aan de slag is in een dagcentrum voor maatschappelijk kwetsbare kinderen en hun gezinscontext. Doorheen haar eigen traject kwam ze minimaal in contact met hulpverlening en ze had geen enkele ervaring met de jeugdhulp. De hulpverlening was voor haar van betekenis in het terug versterken van haar zelfbeeld, zelfvertrouwen en eigen kracht.
Het vertrekpunt van haar ervaringskennis is net hoe krachten van mensen vaak onaangesproken blijven én dat hulpverlening daar een belangrijke rol kan in spelen. Hoewel haar eigen ervaringskennis sterk geënt is op de manieren waarop ze zelf terug het leven in handen kon nemen, reikt de betekenis van haar ervaringskennis verder dan dat. Ze is ook in staat om andere verhalen te lezen en te kaderen in relatie tot dynamieken van sociale uitsluiting. De ervaringskennis van Marleen en hoe ze daar mee aan de slag gaat, is met andere woorden niet sector- of doelgroepgebonden.
Een zoektocht naar waar ervaringskennis in de jeugdhulp over gaat, legt bloot dat de identiteit van ervaringsdeskundigen actueel vaak wordt begrensd tot thematieken van armoede, verslaving en geestelijke gezondheid. Het is ook vanuit die specifieke eigenheid dat er opleidingen worden ontwikkeld. Het is voor de jeugdhulp dan ook de uitdaging om ervaringskennis- en deskundigheid sector- en doelgroepoverschrijdend vorm te geven. Ervaringskennis kan dan zowel gaan over wat het betekent om te leven in een maatschappelijke kwetsbare leefsituatie, hoe de hulpverlening daarin tussenkomt en hoe mensen in- en uitsluiting ervaren in deze samenleving.
Ervaringskennis als collectief verhaal
In deze bijdrage werden er drie logica’s aangegrepen die blootleggen waarom de ontwikkeling van ervaringskennis van belang was. Diezelfde logica’s zijn tot op vandaag een voedingsbodem om de inzet van ervaringsdeskundigen concreet vorm te geven. Er zijn daarbij nog enkele kanttekeningen te maken. Namelijk dat het aan de slag gaan met ervaringskennis een collectieve uitdaging is. Het is niet enkel aan ervaringsdeskundigen om ervaringskennis binnen te brengen. Het is voor alle sociale professionals van belang om deze bron van kennis mee te waarderen naast andere vormen van kennis. In die zin is het ook belangrijk voor ogen te houden dat de inzet van ervaringsdeskundigen één manier is om ervaringskennis structureel in te zetten in de jeugdhulp.
Voor de verdere ontwikkeling van ervaringskennis en -deskundigheid in de jeugdhulp stellen we voor om in eerste instantie te vertrekken vanuit ‘wat het betekent voor kinderen en ouders om in diverse maatschappelijk kwetsbare situaties te leven’. De uitdaging is hier om een diversiteit aan ervaringen en perspectieven zichtbaar en hoorbaar te maken. Het is een aangrijpingspunt om samen met kinderen en ouders hun werkelijkheid beter te begrijpen en tastbaar te maken om ermee aan de slag te gaan.
Een belangrijke uitdaging hierbij, is het samen nagaan met kinderen en ouders hoe zij al dan niet tot hun recht komen. Het ontwikkelen van ervaringskennis heeft hier dan aandacht voor de manieren waarop de jeugdhulp al dan niet toegankelijk is en rechtvaardig tussenkomt in het leven van mensen.
Een volgende uitdaging is het nagaan hoe kinderen en ouders hun burgerschap zelf vormgeven en hoe dat al dan niet aansluit bij actuele burgerschapsidealen. Het inzetten op de ontwikkeling van ervaringskennis heeft hier dan net oog voor de diverse manieren waarop kinderen en ouders worden in- en uitgesloten in onze samenleving.
Tot slot willen we nog meegeven dat elk van bovenstaande insteken waardevol en relevant is in relatie tot de ontwikkeling van ervaringskennis en de inzet van ervaringsdeskundigen. Het is onze overtuiging dat we vanuit deze centrale vragen samen met kinderen en ouders een collectieve verantwoordelijkheid kunnen opnemen in het aan de slag gaan met ervaringskennis en -deskundigheid in de jeugdhulp waarbij het gemeenschappelijk doel van mensen tot hun recht laten komen centraal staat.
Indien je graag zelf aan de slag wil gaan met ervaringskennis in je organisatie? Volgend boek neemt je stapsgewijs mee: “Ervaring werkt. Ervaringskennis cocreatief inbedden je organisatie.”
LITERATUURLIJST
Beke, W. (2019). Beleidsnota 2019-2024. Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding. Geraadpleegd op 7 januari 2021 via https://www.vlaanderen.be/publicaties/beleidsnota-2019-2024-welzijn-volksgezondheid-gezin-en-armoedebestrijding.
Carette V. (2004). Een groeiproces naar structurele participatie. Participatie van minderjarigen en ouders aan beleidsontwikkelingen inzake integrale jeugdhulpverlening. Brussel: CBGS.
Decreet van 21 december 2018 houdende wijziging van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, wat cliëntenorganisaties en een cliëntenforum in de integrale jeugdhulp betreft, BS 28 januari 2019.
Roose, R. (2007). Leiden kinderrechten tot engagement in de zorg? Alert, 33(2), 13–17.
Vandeurzen, J. (2016). Een 2.0-aanpak voor integrale jeugdhulp in Vlaanderen.
Geraadpleegd op 1 april 2020, van https://jongerenwelzijn.be/assets/docs/publicaties/andere/2-0-aanpak-jeugdhulp-Vlaanderen.pdf.
Van Steenberghe, T., Reynaert, D., Roets, G. & De Maeyer, J. (2020) Ervaring werkt?! Ervaringskennis cocreatief inbedden in je organisatie. Acco: Leuven. https://www.acco.be/nl-be/items/9789463798266/Ervaring-werkt--#:~:text=Ervaring%20werkt%3F!%20is%20gebaseerd,verslavingszorg%2C%20geestelijke%20gezondheidszorg%20en%20jeugdhulp.
Vrijens, C. & Clé, A. (2017). Wij zijn gewone kinderen in een ongewone situatie. 179 jongeren over hun ervaringen met de jeugdhulp. Geraadpleegd op 20 maart 2020, van https://sociaal.net/achtergrond/jongeren-uit-de-jeugdhulp/
Vlaamse overheid (2012). Integrale Jeugdhulp: de krachtlijnen van het nieuwe decreet.
Geraadpleegd op 20 maart 2020, van
https://www.kennisplein.be/Documents/Integrale%20Jeugdhulp/Krachtlijnen%20nieuwe%20decreet.pdf.
Ervaring werkt?!
Meer infoTijs Van Steenberghe I HoGent
Jessica De Maeyer I HoGent
Didier Reynaert I HoGent